Voertuigcontrole

Banden

  • Bandenspanning: De banden moeten voldoende op spanning zijn. Per motortype is de bandenspanning verschillend, voor en achter is vaak verschillend en ook is er natuurlijk nog verschil of je er alleen op zit of met een duo passagier en/of belading. Hoeveel de bandenspanning moet zijn kun je terug vinden in het instructieboekje van de motor. (HONDA CBF 500: voor: 2,5 bar achter: 2,9 bar.) Juiste bandenspanning is voor een betere wegligging en een lagere brandstofverbruik.
  • Profiel: De banden moeten voorzien zijn van voldoende profiel. Wettelijk moet er minimaal 1mm profiel op de banden zitten maar veiliger is om de banden bij 2 mm profiel al te vervangen. Profiel is voor de afvoer van water en vuil.
  • Algemene staat van de band: Is de band niet beschadigd, slijt de band gelijkmatig af, zijn de banden niet uitgedroogd en steken er geen scherpe delen uit zoals bijv. glas, schroeven, blik ed. Controleer of er een ventieldopje op het ventiel zit om het ventiel te beschermen tegen vuil, vocht en roest. Controleer of de band in de juiste draairichting is gemonteerd.

Remmen

  • Remdruk: De remmen moeten voldoende druk opbouwen, dit kun je controleren door de remhendel in te knijpen. Bij het inknijpen moet je een zekere weerstand voelen en ook is het, als de remmen voldoende druk opbouwen, meestal niet mogelijk de remhendel tot aan het handvat in te knijpen. Als de remhendel ingeknepen wordt is er aan het begin nog geen remwerking, dit noemen we de vrije slag. Kort gezegd, controleer je vrijeslag en je remdrukpunt.
  • Remvloeistof: Belangrijk is ook het controleren van de remvloeistof. Deze zit in 2 aparte reservoirs (zie afbeeldingen), rechts op het stuur het reservoir voor de voorrem en rechts op het frame voor de achterrem. Hoe meer de remblokken versleten zijn, hoe lager het niveau van de remvloeistof zal zijn. Een laag remvloeistofniveau kan natuurlijk ook te wijten zijn aan lekkage!

Aandrijving

  • Speling: De ketting moet 2 à 3 centimeter speling hebben, gemeten aan de onderkant van de ketting in het midden tussen voor en achter tandwiel. Is er meer dan 2 à 3 centimeter speling in de ketting, moet deze wellicht gespannen worden. Kijk hiervoor in het instructieboekje van je motor.
  • Slijtage: Ketting en tandwielen moeten regelmatig op slijtage gecontroleerd worden. Een indicatie dat ketting en tandwielen versleten zijn is als de ketting op spanning is, maar je bij het achterste tandwiel de ketting een stukje van het tandwiel kunt trekken. De tandwielen vertonen bij slijtage “haaientanden” Om overmatige slijtage te voorkomen en een langere levensduur voor ketting en tandwielen te zorgen is het belangrijk dat je de ketting regelmatig invet/smeert. Bij voorkeur na de rit, dit omdat de huidige smeermiddelen voor de motorketting vaak uit een spuitbus komen en eerst goed in de ketting moeten trekken.

Verlichting

  • Staat van de verlichting: Alle verlichting moet natuurlijk schoon, heel zijn en werken.
  • Werking: Controleer of de verlichting werkt. Om dit te controleren moet de contactsleutel van de motor op contact gezet worden waarna de verlichting automatisch gaat branden (stadslicht+dimlicht). Controleer de richtingaanwijzers op juiste werking. Denk bij het controleren van de remlichten dat de voor en achterrem ieder een aparte schakelaar hebben. Daarom moeten bij de controle van het remlicht de voor en achterrem beide bediend worden om de werking te controleren. Controle van de verlichting voor het examen gebeurt samen met de examinator.

Olie

  • Oliepeil: Het oliepeil moet ten allen tijde op het juiste niveau zijn omdat er anders ernstige schade aan het motorblok kan ontstaan! Het motorblok kan dan nl. “vastslaan” dit betekend dat de zuigers in het blok niet meer op en neer kunnen bewegen. Een gevolg hiervan is dat het achterwiel dan ook komt stil te staan.
  • Oliepeilen: Om het juiste niveau van de motorolie te peilen moet de motor recht staan(verticaal cop een horizontale ondergrond). Het beste moment om olie te peilen is voor de rit. Mocht je het oliepeil tijdens de rit willen controleren, wacht dan 10 tot 15 min. Nadat je de motor heb uitgeschakeld en peil dan de olie. Rechts op het motorblok (zie afbeelding) zit de vuldop waar je de olie kunt bijvullen. Deze dop is tevens de oliepeilstok. Draai de dop los en neem de dop/peilstok uit de vulopeningVeeg met een doek de peilstok schoonStop de dop/peilstok weer terug in de vulopening zonder deze vast te draaienNeem de dop/peilstok weer uit de vulopening en kijk of er olie aan de peilstok zit en of deze tussen max. en min. niveau staat (streepjes op de peilstok). Zit er te weinig olie in, vul het bij in de zelfde opening.Stop de dop/peilstok weer terug in de vulopening en draai de dop goed vast.

Koeling
Radiator: Controleer de radiator op beschadigingen en controleer of de radiator schoon is, als er veel vuil op de radiator zit zal dit de werking van de radiator negatief beïnvloeden. Controleer ook of de slangen aan de radiator niet uitgedroogd zijn en goed vast zitten.

  • Koelvloeistofniveau: Het grootste gedeelte van de koelvloeistof bevindt zich in de radiator. Het resterende deel bevindt zich in het expansievat, deze is van doorzichtig plastic zodat je gemakkelijk het niveau kunt controleren en je kunt er, indien het niveau te laag is, ook koelvloeistof bijvullen. Raadpleeg hiervoor evt. het instructieboekje. Het expansievat bevind zich vlak voor het achterwiel.

Algemeen
Brandstof: Natuurlijk is het ook belangrijk om voor de rit te kijken of er nog genoeg brandstof in de tank aanwezig is.? De Honda CBF 500 heeft geen brandstofkraantje (dus geen reservestand) of een brandstofmeter. Als de brandstof voorraad bijna op is gaat er een oranje lampje branden om aan te geven dat je aan het reserve gedeelte van de brandstof bent begonnen, er zit dan nog ongeveer 3 liter brandstof in de tank. Je kunt, door de dagteller op nul te zetten na het tanken, precies bijhouden hoever je met een tank brandstof kunt rijden.

Vering
De achtervering is in stugheid nog af te stellen. Dit is handig als je bijvoorbeeld met een passagier achterop gaat rijden. Bij het rijden met een passagier is het voor de stabiliteit namelijk beter om de achtervering wat stugger af te stellen. Kijk in het instructieboekje voor de afstelmogelijkheden. De voorvork kun je controleren op lekkage en vastzittend vuil (vastzittend vuil kan de keerringen beschadigen).

Dashboard

  • Blauw lampje = groot licht
  • Rood ABS = ABS probleem
  • Rood olie = olie probleem
  • Oranje = reserve brandstof
  • Koelvloeistof temperatuur meter
  • Rode knop op het stuur rechts: Dodemansknop. In geval van nood kun je hiermee direct de draaiende motor uitzetten, voordeel ervan is dat je verlichting blijft branden.